|
16 maart 2008 Aardige mensenkennis
De man kijkt hem via de spiegel even aan. Het is maar een kort ogenblik, maar Adam destilleert uit het grauwe grove gezicht met donkere diep in de oogkassen liggende ogen, de tekenen van een zwaar en ellendig leven vol zorgen. Even schiet het door zijn hoofd om de man aan te spreken, maar hij bedenkt zich, dit is niet het juiste moment voor een gesprek. Hij heeft zijn taak nog niet volbracht. Hij moet zijn handen wassen. Adam zet zijn handen aan weerszijden van de wastafel en kijkt in de wasbak. Die is droog. Hier komen weinig mensen. Dat is een voordeel. Hij strekt zijn rechter arm en draait de kraan open. Wanneer het koude water zijn handen raakt, branden zijn handpalmen, ze gloeien. Even voelt hij een moment van rust, van ontspanning en hij kijkt weer recht vooruit in de spiegel. Zijn gelaat ziet er ouder en vermoeider uit in de verlichting van het toilet dan dat hij het zich kan herinneren. De man stapt achter hem het rechter toilet binnen. Een keuze waar Adam zich wel in kan vinden. Zijn gezicht wordt verdeeld in twee helften door een barst in de spiegel. Als hij van links naar rechts wiegt met zijn hoofd, bewegen de twee helften ongelijk mee alsof hij twee personen is. Een fascinerend spelletje dat hem even opslokt en doet vergeten waarom hij hier is. Dan duwt hij met z'n hand op de knop van de zeepdispenser die een straaltje zeep laat glijden op zijn andere hand. Hij wrijft in zijn handen en houdt ze onder de kraan totdat zijn handen voor zijn gevoel weer schoon zijn. Hij veegt ze droog aan een handdoekje aan een stang aan de muur, werpt nog even een blik in de spiegel en grijnst. Ouderdom ontkom je niet aan, maar voor zijn leeftijd mag hij er nog altijd zijn.
Dan stapt Adam het toilet uit, het restaurant weer in. Vanachter de bar komt de jonge serveerster naar hem toegelopen. Er is verder niemand te bekennen. Waarschijnlijk is dat ook de maatstaf voor de kwaliteit van de keuken. Ze wijst hem een tafel links achterin bij het uiteinde van de bar en vertelt hem dat, dat het rustigste plekje van het restaurant is. Hij bestelt een cognac bij haar en loopt naar het tafeltje. Hij gaat zitten. Dit type restaurant komt met dertien in een dozijn. Kleine tafeltjes met een kaars erop, slechte stoelen, papieren placemats met menu en het thuisland erop afgebeeld, rommel aan het plafond en goedkope flessen wijn aan de muur. Een klassieke Italiaan. Hij legt het bestek dat voor hem ligt recht en in de juiste volgorde. De jonge serveerster zet zijn cognac voor hem neer en vraagt of ze nog iets voor hem kan betekenen. Adam schudt zijn hoofd van niet. Hij kijkt haar na terwijl ze naar de bar terug loopt. Ze heeft een sensuele lichte tred en schudt verleidelijk met haar derričre. Zo jong, zo'n toekomst nog voor zich en dan werken in deze tent, 'zo zonde eigenlijk', bedenkt hij zich. Ze lijkt hem iets te oud om nog studente te zijn, maar hij hoopt het voor haar. Op het tafeltje naast hem liggen wat kranten en hij pakt er een tijdschrift vanaf en begint erin te bladeren.
Na enige tijd komt de man van het toilet het restaurant binnen gelopen. Zelfs van deze afstand ziet Adam dat de man lijkbleek is. Adam heeft een aardige mensenkennis opgebouwd door de jaren heen en aan het gelaat van deze man te zien, heeft hij niet meer lang te leven. De man loopt rechtstreeks naar de bar waar hij een gesprek begint met de jonge serveerster. De man is niet groot, en zeker niet stevig. Hij gaat slecht gekleed. Nu Adam hem wat beter in zich opneemt, ziet hij dat de man er ook aardig nerveuze trekjes op na houdt. De man staat continu te friemelen met z'n handen en praat aan een stuk door tegen de serveerster. Het lijkt of ze aandachtig luistert, wat Adam leuk vindt voor de man. Maar aan de manier te zien waarop ze feilloos een biertje tapt voor de man, kan het niet zo zijn dat ze veel waarde hecht aan wat de man zegt. Ze verstaat duidelijk haar vak en er is geen groter genot dan een bekwaam vakman, of vrouw in dit geval, haar vak zien uit te oefenen. Helaas zijn er weinig mensen die ooit zijn werk zien, maar dat is normaal in zijn lijn van professie. Een goede tip voor deze serveerster vind hij in ieder geval wel op zijn plaats. Ze loopt vanachter de bar vandaan, de man is op een kruk gaan zitten met zijn rug naar hem toe.
De jonge serveerster loopt het toilet binnen. Dit is voor Adam het moment om weer op te stappen. Hij legt een briefje van 50 op zijn tafeltje en loopt langs de bar. Wanneer hij de man passeert, blijft deze stoďcijns voor zich uit staren. 'Een sociaal licht is het ook niet' denkt Adam. Eigenlijk geen gemis voor deze wereld. Adam loopt een stukje richting het toilet en pakt zo'n gammel stoeltje bij de rugleuning beet. Hopelijk houdt de stoel het, denkt hij bij zichzelf en zet nog drie stappen tot aan het toiletdeur. Met de handigheid van een ware meester zet hij de rugleuning van de stoel zo tegen de klink dat de deur geblokkeerd is. Zo moet het maar. Hij draait zich om en terwijl hij met een paar ferme passen loopt richting de man aan de bar, pakt hij zijn koord uit zijn jaszak. Totdat hij vlak achter de man is, heeft deze niets door en pas wanneer hij met een zwaai het koord strak om de nek van de man trekt, piept deze iets onverstaanbaars. De man geeft bijna geen kik. Adam buigt voorover en ruikt de geur van de whisky die langzaam uit de man zijn mond sijpelt. Hij fluistert zacht in zijn oor dat hij een sociale miskleun is en dat de wereld beter af is zonder losers zoals hij. Er komt een gorgelend geluid uit z'n mond, maar dan wordt de man week en zakt door zijn knieën. Adam draait het koord strakker door zijn handen naar binnen te buigen, totdat hij een knap hoort, dan laat hij de man vallen.
Adam loopt richting de uitgang en terwijl hij de buitendeur open maakt, doet het koude metaal van de deurknop zijn handen branden net als zojuist in het toilet, waar die andere miskleun zijn keuze voor het middelste toilet met de dood moest bekopen. Iedereen weet toch dat je nooit het middelste toilet neemt, wanneer de andere twee ook vrij zijn.
Dubje
|